Mélinde Kassens reist door het Hindoeïstische Nepal: ''Het motto is: Live before I die''
Tekst: Mélinde Kassens
Amir Bomjon wordt geboren zonder armen en benen. Net als vele anderen met een beperking in Nepal, brengt de zanger een groot deel van zijn leven liggend door, op een bed, in een schuurtje, in ieder geval ver weg van het echte leven. Zijn lied I want to live before I die, klinkt uit de luidspreker op het kantoor van de Karuna foundation. Bomjon is begonnen aan zijn tweede leven. Dankzij de hulp van de Nederlands-Nepalese organisatie heeft hij ontdekt dat hij talenten en ambities heeft die ondanks zijn handicap te realiseren zijn. Leven dus, leven voor hij sterft.
Het is begin januari en met vijf vriendinnen maak ik een reis door het oude koninkrijk Nepal. Het kleine land ligt ingeklemd tussen de grootmachten India en China en staat bekend om zijn verpletterende schoonheid. Het land trekt daarnaast van oudsher mensen die op zoek zijn naar de diepere betekenis van het leven en hopen het antwoord te vinden in mystieke rituelen. Wij komen met een ander doel. ‘Mensen ontwikkelen zichzelf. Zij laten zich niet ontwikkelen’, zegt Betteke de Gaay Fortman, directeur van Karuna Nederland. Ze schreef er onlangs een boek over. Hobbelend over de ongelijkmatige weg in de richting van Shantipur, een kleine berggemeenschap in het zuidoosten van Nepal, vertelt zij over haar eerste kennismaking met de afgelegen dorpen in Nepal. Ze werd geraakt door het leven van mensen met een beperking: ze mogen nog altijd niet meedoen en zijn altijd en overal de laatsten. Vanaf dat moment zet ze zich met hart en ziel in om de positie van deze mensen te verbeteren. Er zijn nog steeds ouders die denken dat je een handicap uit een kind kan slaan. Er zijn nog steeds leraren voor wie het vaststaat dat spastische kinderen niet kunnen leren. Dat moet veranderen. Niet door in het wilde weg geld uit te delen, maar door de mensen te leren zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor hun gehandicapten. ‘Ik heb een rotsvast vertrouwen in de kracht van mensen’, zegt Betteke.
Strenge voorwaarden
Natuurlijk biedt Karuna ook financiële steun, maar daarbij gelden wel regels, en de regels zijn streng. In vier jaar tijd moet een dorp zelf de financiële en sociale verantwoordelijkheden dragen voor mensen met een beperking. Als de afspraken niet worden nagekomen, wordt de samenwerking tussentijds beëindigd en dat is geen loos dreigement.
Ik kijk uit het raam van onze 4x4. We rijden langs een huisje waar een vrouw gehurkt op het stoepje chapati maakt, een soort hartige pannenkoek die hier veel gegeten wordt. Kinderen kijken ons na en beginnen na enige aarzeling te zwaaien. Ik realiseer me hoe groot de impact moet zijn als een organisatie zich uit dit gebied terugtrekt. Stel je voor dat je hier gehandicapt bent en lokale leiders verprutsen jouw kans op een ander leven, hoezo ‘live before you die’? We naderen Shantipur. Aan de ingang van het dorp staat een boom met dieprode bloemen. In de verte loopt een familie, een oude man, een vrouw en een klein meisje. Ze hebben zo te zien geen haast. Bij een van de huizen is een lunch voor ons bereid. We nemen plaats aan twee grote tafels en uit een klein onooglijk schuurtje wordt de heerlijkste dal bhat, de traditionele Nepalese rijst met linzen, tevoorschijn getoverd. Met handen en voeten, ondersteund door kirrende geluiden, betuigen we onze dank. In de gezondheidspost van het dorp wacht ons een traditioneel Nepalees welkom. We krijgen een khata, een sjaal en kransen van bloemen omgehangen.
Zelfstandig leven
Ik ben vooral benieuwd naar de persoonlijke verhalen van mensen met een beperking. Is sinds de bemoeienis van Karuna de omgeving veranderd en horen ze er nu wel bij? Bishal Rai staat op. Hij is 21 jaar, en geboren zonder linkerbeen en een misvorming van zijn linkerhand. Uitdagend trekt hij zijn broekspijp op en toont zijn prothese met daaronder een grote stoere gymp. Bishal vertelt over de tijd waarin hij nog aan de zijlijn stond. Zijn ogen staan strijdbaar als hij over deze pijnlijke periode vertelt. Samen met vijftien andere jongens krijgt Bishal nu de kans een opleiding voor het repareren van mobiele telefoons te volgen. Hij is in Shantipur zijn eigen mobile repair-bedrijfje gestart. ‘Ik verdien nu mijn eigen geld en kan een zelfstandig leven leiden’, zegt hij trots. Als we wegrijden zie ik hem lopen. Samen met twee andere jongens verdwijnt hij in de schemering. Het wordt langzaam donker. De motor van onze 4x4 is niet sterk genoeg om de steile heuvels in één keer op te rijden. Een van de chauffeurs moet om de haverklap uitstappen om met keien te voorkomen dat we meer achteruit dan vooruit rijden. We verlaten de bergen en rijden terug naar Kathmandu, terug naar de hectiek van de grote stad. Onze reis komt ten einde bij de Pashupathnath tempel, een van de belangrijkste hindoetempels ter wereld. Het indrukwekkende complex ligt aan de Bagmati rivier, even heilig als vervuild. Naast het water staan de crematie-ghats, grote, hoge plateau’s waar overledenen worden verbrand terwijl familie, vrienden en toeristen toekijken. Het is een kleurrijk en tegelijkertijd verbijsterend tafereel. Apen klauteren tussen de tempels door en loeren naar de etende wandelaars. Het verbrandingsritueel fascineert me: het is zo niet doods als in onze cultuur, maar juist deel van het leven. We kijken naar het indrukwekkende moment waarop de dode van rook tot lucht wordt en opstijgt naar, ja naar wat? De Hindoes denken dat de doden terugkeren naar de oerbron, Brahn. Het is een mooie gedachte. Ik denk aan de bijzondere mensen die ik deze dagen door het werk van Karuna heb ontmoet. Karuna betekent in het Sanskriet compassie, mededogen, en dat is waar deze reis over ging: ‘I want to live before I die’.
Dit artikel is eerder verschenen in 2018 in Yoga Internationaal nr. 2.